Als kinderen zeggen ‘dat kan ik niet’ hebben ze vaak een sterke overtuiging. Meestal is deze overtuiging gegroeid uit ‘niet durven’ of ‘niet weten dat moeite doen bij leren hoort’. Deze kinderen blijven vaak lang in hun comfortzone en leren vooral zichzelf te bevestigen.
Moeite doen voor een nieuwe vaardigheid, fouten maken bij iets onbekends of iets spannend vinden omdat het nog niet geoefend is. Het hoort allemaal bij leren en ontwikkelen. Toch blokkeren heel veel kinderen omdat ze vastzitten in een bepaalde overtuiging. We noemen dit een vaste mindset. Als we kinderen willen helpen naar de overtuiging van de groeimindset te gaan, dan begint dat met het geven van de juiste feedback.
We geven al veel, en vaak ook ongevraagde feedback aan kinderen. Bewust en onbewust. Als een kind bijvoorbeeld met een dienblad net gemaakte kleiwerken naar de deur loopt: “Pas op dat je het niet laat vallen!”. We geven het kind dan geen vertrouwen. We zeggen eigenlijk: “Ik denk dat je het niet gaat redden.” We bedoelen het bemoedigend maar het is maar de vraag of het zo binnenkomt bij het kind. We geven ook te pas en te onpas feedback. Kijk uit, let op, zit stil enzovoorts.
Allemaal ongewenste feedback die geen positief effect heeft op kinderen. Of de positieve variant zoals: Wat knap, wat slim, wat mooi! Deze uitroepen dragen niet bij aan het ontwikkelen van een groeimindset. Dit soort uitspraken gaan over jouw mening of oordeel. Of over het resultaat van een opdracht of activiteit.
De juiste feedback is geen oordeel maar een aanmoediging! Met juiste feedback kan je een kind helpen met groeien. Door bijvoorbeeld positieve feedback te geven op iets durven, op moeite doen, op doorzetten, op een volgende stap zetten in het groeiproces, ongeacht waar in het proces het kind zich bevindt.
Wat is de basis van goede feedback?
1. Heb vertrouwen dat het kind altijd kan groeien
Elk kind groeit als jij bewust en onbewust uitstraalt dat je gelooft in het kind. Gelooft in groei. Het gaat hier niet om geloven dat het resultaat goed is, het gaat om geloven in een stap verder. Ook wel het pygmalion effect genoemd naar een onderzoek uit 1968 waar de invloed van de verwachtingen van leerkrachten op de groei van leerlingen gemeten is. De invloed is groot.
2. Wees gericht op het proces
Zorg dat je feedback zich richt op het leerproces of het doel van het kind. Geef feedback op het handelen. Het kind kan volgende keer kiezen voor dit handelen. ‘Wat ben jij slim!’ daar kan een kind bij de volgende opdracht niet voor kiezen, het is inhoudsloos. ‘Wat heb je geduldig geprobeerd’ is een handeling waar het kind volgende keer weer voor kan kiezen. Het is inhoud waar het kind van groeit.
3. Geef alleen gewenste feedback
Zoals hierboven beschreven geven we veel ongewenste feedback. Laat kinderen ook gewoon regelmatig met rust, laat ze tijd nemen en zelf kiezen wanneer je onze inbreng nodig hebben.
4. Zorg voor ruimte om te groeien
Als een kind zegt ‘Dat kan ik niet’ is de deur dicht. Als je zegt ‘Jawel, dat kan jij wel’ bevestig je de gevoelens van het kind dat hij niet weet wat te doen en er een verwachting is dat hij niet kan waarmaken. Ondanks je goede bedoelingen werkt het averechts. De opmerking ‘Dat kan jij nog niet’ met nadruk op NOG helpt wel. Het woord NOG geeft ruimte. Je bevestigd dat het kind het niet kan, dat is op dit moment ook waar. Je geeft ruimte, zet de deur weer open, door het woord NOG. Probeer dit maar eens als je jezelf betrapt op een uitspraak als: dat is niks voor mij, dat kan ik niet, dat ben ik niet, dat vind ik niet leuk. Zet eens het woordje nog in die zinnen en het woord een hele andere uitspraak.
5. Zorg voor specifieke inhoud
Hoe specifieker je feedback hoe meer een kind er aan heeft. Bijv. ‘Wat een mooie tekening!’ is weinig specifiek en een kind heeft hier eigenlijk niets aan. Het klinkt leuk maar daar houdt het echt mee op. ‘Wat heb je veel kleuren gebruikt’ of ‘Wat heb je je blad goed gevuld’ zijn veel waardevoller, voorop gesteld dat dit onderdeel van het doel uitmaakt.
6. Geef feedback dat past bij het doel
Als de opdracht is samen een potje te schaken, dan kan het doel van die opdracht zijn om te leren doorzetten (bv het spel helemaal uitspelen). Geef dan ook de feedback op het doorzetten en niet op wie het spel wint. Als er geen doel is, bijvoorbeeld een kind is een zelfbedachte machine aan het knutselen, dan hoef je geen feedback te geven. Misschien zie je dat het kind enorm geniet, daar zou je feedback op kunnen geven. Doe dit alleen als je een kind daarmee juist niet uit zijn flow haalt! Wat je kan bijvoorbeeld kan zeggen: “ik zie dat je enorm geniet van wat je aan het doen bent, zie ik dat goed?”
7. Wees realistisch
Geef geen feedback die niet klopt. Uiteindelijk hebben kinderen daar vooral last van. Niet elke tekening is mooi. Los van het feit dat ‘mooi’ een waardeoordeel is, is het niet altijd waar voor jou. Zeg het niet als je het niet meent. Ook niet iedereen heeft zijn best gedaan bij een project. Zeg dat dan ook niet. We spreken groepen kinderen vaak gezamenlijk aan ‘Wat zijn jullie lekker creatief bezig’ of ‘Wat kunnen jullie allemaal goed …’. We misleiden kinderen dan behoorlijk.
Met bovenstaande tips kunnen we kinderen betere feedback geven zodat ze waarde halen uit onze kennis en ervaring. Naast feedback zijn er natuurlijk meer tips om te zorgen voor een groeimindset.
1. Laat kinderen echt de fout in gaan
Laat kinderen fouten maken en falen. Groot mag best. Laat het dienblad maar vallen. Vele malen leerzamer dan ‘Pas op dat je het niet laat vallen’ waarvan kinderen alleen maar onzeker worden. Laat kinderen maar foute antwoorden geven en leg uit hoe leerzaam die zijn.
2. Bespreek groei- en leerprocessen met kinderen
Bekijk met kinderen filmpjes of lees samen boeken. Filmpjes over hoe de hersenen leren, bijvoorbeeld beelden van neuronen die contact gaan maken met elkaar bij oefenen, blijken concreet bij te dragen aan het ontwikkelen van een groeimindset. Praat over succes, falen, fouten maken, doorzetten, moeite doen, angst die daarbij komt kijken. Laat kinderen kennis maken met de emoties die ze tegen komen. Bespreek met hen dat emoties bij groeien horen en dat het oké is dat ze er zijn. Als ze deze emoties leren kennen en hanteren, in plaats van ze te vermijden, dan hebben ze hier de rest van hun leven wat aan. Je zou bijvoorbeeld als leerdoel kunnen geven om iets te doen wat ze spannend vinden.
3. Geef het goede voorbeeld
Wat jij niet kan of in elk geval niet laat zien, is niet in beeld voor kinderen. Ze kunnen daar ook niet van leren. Wat je wel laat zien, je fouten, je twijfels, je overwegingen, daar kunnen ze wel van leren.
4. Wees warm en consequent
Help kinderen op een warme manier bij hun emoties, wees een vangnet. En blijf consequent in de eisen die je stelt. Niet proberen is geen optie, nooit!
5. Succes moet regelmatig haalbaar zijn
Zorg dat in spannende gevallen de stappen niet te groot zijn. Zorg dat ze kunnen voelen dat het ze lukt. Deze mag je niet het grootste deel van de tijd gebruiken. Kinderen moeten wel leren dat ze moeten reiken, dat ze hun best moeten doen. Het is beter voor de motivatie, het leerproces en de werkhouding. Bij kinderen die heel weinig uit hun comfortzone komen en heel angstig zijn gebruik je het verkleinen van stappen wat vaker maar waak er voor dat het geen gewoonte wordt. Blijf rekken en strekken tot het kind durft te reiken.
Tips voor boeken:
- Rumme rups van Mirjam Hildebrand
- Laat maar los Koala van Rachel Bright
- Tijger, tijger, is het waar van Byron Katie
- Geen excuus van Dr. Wayne W. Dyer
- Draakje vurig van Josina Intrabartolo
- Draakje vurig op school van Josina Intrabartolo
Tips voor filmpjes (klikken voor youtube):
Alle bovenstaande tips werken alleen als het kind voldoende uitdaging krijgt en werkt op zijn eigen niveau en dat is nog lang niet altijd het niveau wat je verwacht.