Afgelopen week is de pilotgroep de Ontdekwereld gestart. Acht weken komen er kleuters met een (vermoedelijke) voorsprong op donderdagochtend bij elkaar. Bij de eerste bijeenkomst was het belangrijk om elkaar te leren kennen en daarom was één van de activiteiten een zelfportret maken. Iedereen wilde wel een portret maken en het verschil in aanpak en de manier waarop iedereen dit uitwerkte was mooi om te zien.
Kleuter Milan had zijn materiaal voor zich en keek om zich heen. Hij krabbelde wat en vroeg toen hoe je de letter S ook alweer schreef. Oké, daar kwam het woord STOM onder zijn tekening. Wat bleek, hij vond tekenen niet leuk en een zelfportret was echt stom! Maar ja, als je in een pilot zit met twee betrokken begeleiders, dan kom je daar niet mee weg….
Het bleek dat hij tekenen moeilijk vond, en ojee, waar begin je met een zelfportret? Bovendien moest het dan ook nog lijken, en wat als dat helemaal niet lukt en blijkt dat ik niet kan tekenen? Gelukkig liet hij zich een beetje door ons helpen. Door stap voor stap te kijken wat hij wel kon doen en zo verder te gaan, hing uiteindelijk ook zijn portret naast de andere portretten en was hij supertrots!
Wat daarnaast helder was geworden, was de overtuiging die bij Milan aan de basis lag van zijn afwijzing van het tekenen. Zijn zelfbeeld was geraakt, en waarschijnlijk niet alleen door het tekenen. We zien dit vaker bij jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong; de lat ligt hoog, het moet perfect, kritisch zijn op het resultaat, en dan de denksprong: het lukt toch niet, ik kan dat niet en dus doe ik het niet meer.
Ons zelfbeeld ontwikkelt zich in de sociale omgeving. Dat is naast het gezin en familie, ook de kinderopvang, klas, sportclub, muziekschool, buurt enz. Als je op een aantal van die plekken niet gezien of gehoord wordt, is er te weinig ruimte voor het ontwikkelen van een positief of reëel zelfbeeld. En dat is weer niet bevorderlijk om uitdagingen aan te durven gaan.
Tips om te ondersteunen bij het ontwikkelen van een positief zelfbeeld:
1- Informeer jezelf over de zijnskenmerken, zodat je gedrag kan duiden. Tekenen stom of saai vinden betekent iets. De poster kijken achter het gedrag kan je hierbij helpen.
2- Leer kinderen al op jonge leeftijd aan dat hulp vragen prima is, en geef daarbij ook zelf het goede voorbeeld.
3- Zorg voor de mogelijkheid te kunnen spelen met ontwikkelingsgelijken. Zo ervaart een kind dat er meer kinderen zijn met sterke zijnskenmerken, en herkennen ze zichzelf in de ander.
4- Maak de zijnskenmerken bespreekbaar door activiteiten te doen en na te bespreken, met in je achterhoofd één van de Zijnskenmerken. Zo help je kinderen woorden te geven aan wat er in hen omgaat. Ikzelf maak bijvoorbeeld altijd wel een keer poep (ontbijtkoek, appelstroop, appelsap en pindakaas). Poep is altijd interessant en grappig, poep maken is vies en elk kind gaat anders om met vieze vingers. Deze gevoeligheid maak je op met vieze vingers zichtbaar en bespreekbaar met elkaar.
5- Herken de coping stijl van kinderen. Hoe gaan kinderen om met moeilijkheden op hun pad: krijgt een ander de schuld of hebben zijzelf in hun ogen iets vreselijk fout gedaan. Help hen relativeren en analyseer wat er is gebeurd en hoe dat anders kan.
6- Maak een 3-dingen boekje: daarin schrijf je met je kind minimaal drie dingen die fijn waren vandaag of die goed zijn gegaan (liefst aan het eind van de dag voor het slapen gaan om het hoofd op te ruimen en te kunnen slapen). Zo kun je de focus op het positieve krijgen.
7- Maak doelen haalbaar door er kleinere stappen van te maken.
Vroege signalering en kennis over de Zijnskenmerken zijn dus belangrijk. In onze vlog ‘Kijken achter het gedrag’ kun je die kennis opdoen. In de vlog over de zijnswijzers zie je hoe een hulpmiddel kan ondersteunen bij het gesprek over de kenmerken.