De corona pandemie veranderde van de ene op andere dag nogal wat in ons leven. Zonder dat wij ons daar echt op voor konden bereiden, werd alles wat we als vanzelfsprekend zagen plotseling anders. En inmiddels weten we dat we echt een nieuwe manier van leven aan het ontwikkelen zijn. Werken, reizen, familie en vrienden zien, gezinsleven, vakanties en uitgaan, inkomen, naar school of opvang en vooruitgang. Alles gaat van bekend en vertrouwd naar anders en nieuw. Iedereen maakt het mee, maar we reageren er niet allemaal hetzelfde op.

De één ontwikkelde een tijdelijke schoonmaakmanie of stortte zich op zijn werk om de onzekerheid en angst te bedwingen, de ander voelde zich aangetast in zijn autonomie en voelde een innerlijke rebel opstaan, een volgende ervaarde hoeveel rust het eigenlijk gaf om niet meer van alles te kunnen, dus moeten. En wat velen voelden was de vertraging die in het leven sloop, de accenten op wat echt belangrijk voelt, de bewonderenswaardige snelheid waarmee veel mensen schakelden naar een digitaal leven en de angst zelf daarbij achter te blijven.

Het kan je een nuttig inzicht geven als je kijkt welke reactie jijzelf had. Wat deed het met je? Hoe reageerde je die eerste periode? Kalm, gestrest, angstig, actief, genietend, afwachtend, onzeker etc. Na een paar weken is dit waarschijnlijk weer anders, omdat het begint te wennen, of omdat je dan merkt wat het echt met je heeft gedaan.

Deze reacties waren er ook bij kinderen en jongeren. Wij kregen vragen en verhalen van ouders en begeleiders over kinderen die bang waren geworden, niks deden thuis, lastig gedrag lieten zien, of zich enorm verveelden. En ook vooral veel kinderen die voelden dat ze nu zichzelf konden zijn, hun autonomie terug kregen of gewoon genoten van minder prikkels. We keken naar onze eigen kinderen en die van mensen om ons heen, en steeds weer werd duidelijk dat er zo’n grote variëteit is in hoe kinderen op zo’n ongewone situatie reageren. Niet anders dan bij volwassenen dus.

Kinderen die heel veel gingen piekeren over dit nieuwe gevaar. Kinderen die juist genoten van veel thuis zijn en onderwijs aan hun eigen keukentafel. Kinderen die al snel de leerkracht en de klas erg misten, of vooral het normale patroon en de bekende structuur. Kinderen die moeite hadden met onderwijs van ouders, dwars werden, passief of juist overmatig actief, vrolijk of verdrietig, etc. En dan nog de grote verschillen tussen kinderen in de opbrengst van dat thuisonderwijs. De kinderen die zelfstandiger blijken te zijn dan gedacht, en de kinderen die juist in deze nieuwe situatie bij de hand moeten worden genomen.

En ook het weer terug naar school of de kinderopvang gaan geeft weer verandering. Sommigen blij en opgelucht en anderen angstig, teleurgesteld of boos.

Eigenlijk biedt dit zoveel nieuwe inzichten!

Kijk eens goed naar wat deze periode met de kinderen die je begeleidt of onderwijst heeft gedaan. Het helpt je om beter te kunnen kijken achter het gedrag van het kind. Hoe reageert hij op alle veranderingen? Welke vorm van opvang of onderwijs past bij het kind? Hoe laat hij dit zien? Welk gedrag komt nu sterk naar voren en welke reactie van jou daarop heeft positief uitgewerkt? En wat was juist een no go?

Ouders hebben hier nu ook vaak meer zicht op gekregen, want hun kinderen zijn opeens veel aanwezig, en daarmee hun reactie op die omgeving ook. Het legt bloot waar nog werk te doen valt, wat het kind al zelf kan, wat het kind nodig heeft, welke vaardigheden er zijn en welke nog geoefend kunnen worden.

Twee voorbeelden:

Nora is op school altijd een aardige maar onopvallende leerling geweest. Ze vindt school niet leuk maar zal dat daar nooit laten merken. Thuis is ze, sinds de nieuwe maatregelen, helemaal blij. Ze werkt graag aan de thuisopdrachten en doet extra haar best. Ze is trots als de juf haar een compliment hiervoor geeft. Zo op een afstand valt het op dat Nora makkelijker durft te laten zien wat ze kan en veel meer uitdaging aan blijkt te kunnen dan gedacht.

Tom is snel bang voor dingen die hij nog niet kent en piekert veel. Op school viel het de meester op dat hij een paar tics lijkt te hebben. Hij knippert veel met zijn ogen, tikt steeds tegen zijn tafel of tegen de tafel van anderen, controleert zijn taken eindeloos voor hij het inlevert. Thuis viel dit gedrag de ouders nog niet zo op. Maar nu ze hem zo de hele dag meemaken is dat anders. De tics lijken ook nog toe te nemen en Tom komt nauwelijks aan schoolwerk toe. Op een avond vertelt hij hoe bang hij is voor de nieuwe ziekte die corona heet. Zijn ouders besluiten een psycholoog te consulteren omdat ze merken dat ze hem niet goed kunnen geruststellen, en die kan Tom digitaal begeleiden. Al na de eerste sessie merken ze dat de stress en tics afnemen bij Tom.
Er zijn zoveel verschillende voorbeelden als er kinderen zijn. Waar zou jij op kunnen letten om meer zicht te krijgen op kinderen, juist nu je ze misschien minder hebt gezien?

Hier vijf tips:

1. Neem even de tijd, op een moment op de dag als het rustig is, om met je kind of leerling te praten. Stel open vragen en luister aandachtig. Geef niet ongevraagd je mening, advies of eigen verhaal.

2. Doe een spel: leg twee hoepels of cirkels neer en ga om de beurt hierop staan. De ene hoepel is voor corona en de andere tijdens. Misschien kan er ook een hoepel voor deze nieuwe fase komen. Vraag bij elke hoepel: 

          Wat was hier leuk aan?
          Wat mis je van deze tijd?
          Wat ging er anders?
Wat zou je mee willen nemen uit deze tijd?
Wat zou je tegen andere kinderen willen zeggen die net in die tijd terecht komen?

3. Doe een filosofische vraag, of bijvoorbeeld een Denksleutelvraag over leven, ziekte, de dood, of veranderingen. Zo kun je een gesprek aanmoedigen om diepere gedachten van het kind hierover op te merken.

4. Laat kinderen tekenen over hun belevenissen, of een toneelstukje maken; dit kan meer zeggen dan duizend woorden.

5. Praat met ouders en hun ervaringen tijdens deze periode. Wat hebben zij ontdekt bij hun kind? Hoe heeft het kind de situatie ervaren en hoe ging hij ermee om? Welke zorgen zagen zij, en welk gedrag stond op de voorgrond?

Let op dat je niet oordeelt over de gevoelens, gedachten of het gedrag van het kind. Het gaat niet om een beoordeling, maar het gaat om het inzicht.

Basisbehoeften onder druk

 

Als je kijkt naar de drie psychologische basisbehoeften van Deci en Ryan: autonomie, gevoel van competentie en sociale verbondenheid (relatie), dan lijkt het niet meer dan logisch dat deze behoeften de afgelopen maanden onder druk hebben gestaan.

Dit kan goed te merken zijn geweest thuis. Als kinderen weer graag naar school willen, kan dit te maken hebben met hun wens weer te voldoen aan deze behoeften. En andersom, liever thuis blijven en school niet missen, kan iets zeggen over het ervaren van onvoldoende aansluiting op school ten aanzien van deze behoeften.

Natuurlijk zijn er altijd al grote verschillen in mate waarin, bij dezelfde leerkracht, ouder of begeleider en bij hetzelfde aanbod, aan deze drie basisbehoeften wordt voldaan.

We weten dat de relatie met elk kind anders is en in meer of mindere mate bijdraagt aan het plezier en succes op school. Deze sociale verbondenheid, let wel: zonder voorwaarden of condities (zoals alleen bevestiging van de band als een kind goed meedoet of goed scoort), is voor een kind van belang om zich te durven laten zien.

Als je kijkt naar het aanbod: waar de één zich hierdoor competenter gaat voelen omdat het goed aansluit bij zijn leerbehoefte en capaciteit, is dat voor een ander juist niet zo. En het gevoel van autonomie neemt toe als een kind zich competenter gaat voelen, en het leerproces bij hem in gang is gezet.

Zo zie je deze drie behoeften direct op elkaar inwerken. Er zal een patroon ontstaan, zowel bij een kind thuis als in de groep. Dit patroon is vaak weer anders bij een andere begeleider of leerkracht, of bij een andere ouder.

Een grote verstoring van het dagelijkse patroon, zoals afgelopen maanden is gebeurd, geeft ons over die basisbehoeften een waardevol inzicht. Het brengt in beeld aan welke behoeften wel of niet wordt voldaan.

Let op bij signalen die snel verkeerd opgevat worden:

kinderen die zich nadrukkelijk autonoom gedragen, opvallend sterk aan je hangen of zich juist van je afkeren, of een zo genoemde ‘slechte werkhouding’ hebben, geven daarmee juist vaak de boodschap dat zij op dat terrein tekort komen. De uiting van dat gedrag is dan een signaal dat juist die behoefte onder druk is komen te staan.

Zo autonoom dat het kind niet meer mee kan buigen met de ander, of er grote controledrang ontstaat? Dan is er vaak te weinig ruimte en mogelijkheid tot zelfsturing voor het kind, en mogelijk staan dan ook de andere behoeften onder druk. Hangt een kind sterk aan je? Misschien staat er ergens een relatie onder druk. Geen goede werkhouding? Voelt het kind zich wel competent? Sluit het aanbod aan zodat hij zich competenter kan gaan voelen.

 

Het woord crisis staat in het Chinees voor zowel gevaar als kans. We krijgen de kans op nieuw inzicht in onze kinderen!