Zeg je met de aanpak van onderpresteren eigenlijk: je moet altijd presteren op niveau?

Dat klinkt nogal streberig en past helemaal bij de prestatiemaatschappij. Ben je daar geen fan van, dan hoef je je geen zorgen te maken over dit fenomeen. Want is het erg als je niet naar vermogen presteert op het ene gebied, omdat je ervoor kiest je tijd en energie in iets anders te steken, iets wat je meer interesseert? Lijkt me niet.

Toch komt het woord vaak tevoorschijn als een kind niet lekker in zijn vel zit. Als er frustratie is bij ouders en vaak ook bij de school. Maar vooral, frustratie bij het kind zelf.

Minke over Thijs (8 jaar): “Altijd als het niveau op school, of bij de sportclub te laag werd, of als het te traag ging, dan merkten we dat thuis meteen. Hij was dan niet te genieten en zijn resultaten holden achteruit, of hij wilde helemaal niet meer gaan.”

Die frustratie van het kind is thuis goed te merken. Het is snel boos, kort lontje, druk, dwars, continu afgeleid. Al laten ook veel kinderen het minder duidelijk merken, maar ze piekeren zich ondertussen suf, zijn moe of hebben vaak hoofd- of buikpijn.

Eigenlijk is er ondertussen dus iets anders aan de hand.

Het lukt het kind niet goed om tot resultaten te komen. Dit kun je terugzien in schoolwerk, maar net zo goed in het (niet) opruimen van een kamer, het niet oefenen bij een hobby, het niet doen of rommelig afmaken van een klusje in huis. En er is een gefrustreerd of overmatig piekerend kind.

Of, dat komt misschien nog wel het vaakst voor, een onverschillig (lijkend) kind. Met zo’n houding van ‘het zal wel’, ‘saai, dat ga ik echt niet doen’ of ‘waar maak jij je nou helemaal druk om’?

Bij definities over onverschilligheid in de encyclopedie staat: achteloos, afgestompt, apathisch, emotieloos, koel, neutraal, niet opgewekt. Dit klinkt niet bepaald vrolijk…. Het is niet altijd zo zwaar gelukkig, maar houd er rekening mee dat onverschilligheid vaak een houding is om jezelf te beschermen tegen bijvoorbeeld hoge verwachtingen, of teleurstelling.

Onderpresteren zoals we de term eigenlijk bedoelen, gaat dus niet over presteren. Wel gaat het over een onvermogen om tot resultaten te komen. Niet omdat het er niet in zit, want dan zou het niet onderpresteren zijn. Ook niet omdat het kind ervoor kiest om voor andere dingen te gaan, dan zou het geen onvermogen maar een keuze zijn. Maar omdat iets het kind in de weg zit waar hij of zij last van heeft.  Ik zou het liever noemen: niet floreren, ofwel onderfloreren. Niet tot bloei komen.

De spannende exercitie is dan te ontdekken wat dat ‘iets’ is, wat ervoor zorgt dat het kind niet floreert. Voor ik daarop inga iets over de emoties die vaak gepaard gaan met het onderfloreren. Als je nagaat bij jezelf wanneer je niet op je best bent, of tegen van alles aanloopt zonder te weten hoe je het op kunt lossen, dan herken je deze emoties wel.

Emoties en gedrag

Vaak is er boosheid; het kind is boos op zichzelf of op de omgeving. En angst, bijvoorbeeld faalangst of succesangst (bestaat ook), angst niet te voldoen of er niet bij te horen. Er kan sprake zijn van verveling. Langdurige verveling gaat richting depressieve gevoelens, want uitdagingen uit de weg gaan (of geen uitdagingen krijgen) is vermoeiend en leidt niet tot een adrenaline-boost van blijdschap of trots als iets is gelukt, of af is.

Daarnaast zie je vaak een mate van passiviteit en ‘aangeleerde hulpeloosheid’.

“Ik kan het niet, ook als ik leer lukt het niet, laat allemaal maar zitten, het heeft geen zin, het mag toch niet, ze begrijpen mij niet, ik mag het niet doen zoals ik het wil, ik heb er niks aan, ik wil later toch wat anders gaan doen, het is saai, etc.”

Deze emoties en gedachten spelen een rol bij het ontstaan en het continueren van onderfloreren. Als je ze herkent bij een kind, wees hier dan alert op. Het kan net zijn begonnen, of al een tijd bestaan, in het laatste geval is er vaak al een hardnekkig patroon wat je niet in een korte tijd doorbreekt.

Om onderfloreren te signaleren bij hoogbegaafde kinderen kun je hier downloaden: een lijst met signalen, die je op kunt merken thuis of op school. Op beide plekken kan de lijst ingevuld worden omdat je andere signalen kunt zien. Om de omgeving alert te houden op de link met het aanbod en de begeleiding is dat de invalshoek bij deze lijst: kenmerken van onvoldoende aanpassing aanbod en begeleiding.

Aanpak

Stappenplan:

  • Ga na wanneer het patroon van onderfloreren is begonnen. Is het al lang aanwezig dan is er meer tijd nodig om een nieuw patroon in te slijten en ben je er niet met een korte interventie.

  • Onderzoek wat er kan veranderen of verbeteren in het aanbod en de begeleiding bij het aanbod. Vaak ligt hier de kern van de oplossing. Versnellen, verrijken, plusgroep etc.

  • Probeer niet te stappen in de valkuil van labels. Dit lijkt soms verleidelijk omdat het suggereert dat de oorzaak bij het kind ligt (kan er niks aan doen want heeft add/ass/slechte werkhouding of het idee dat er makkelijke trucs zijn die je in kunt zetten (bv aan die of die executieve functie werken en dan is het opgelost)

  • Ga na welke emoties er een rol zouden kunnen spelen. Hoe spelen die mee? Wat geeft een kind hier zelf over aan? Luister goed naar wat het kind je vertelt, vaak indirect, maar wel duidelijk, en neem dat serieus. (dus niet: maar dat kan je makkelijk, dat kan je allang, ga het nou eindelijk eens doen, je kiest wel de makkelijke weg etc.)

  • Waar wil het kind van wegblijven (bv fouten maken, slecht denken over zichzelf). Of waar wil een kind naartoe (bv gamen want dat lukt wel). Als je dit weet snap je beter waarom je woorden niet blijft hangen wat je zegt, het kind heeft een ander doel dan jij.

  • Welke redenen/excuses worden verzonnen door het kind (gaat vaak onbewust) waardoor het kind zichzelf en de omgeving het idee geeft dat fouten niet aan hem/haar liggen? Waarmee bezweert hij/zij alles wat er misgaat?

  • Aangeleerde hulpeloosheid kun je stap voor stap oplossen door de controle over situaties terug te leggen bij het kind, met een positieve en bemoedigende houding. Los niet alles op voor het kind, geef het kind de kans dingen op te lossen.

  • Verdiep je in de mindset theorie en gebruik groeimindset feedback en complimenten.

  • Wanneer of in welke setting komt het kind wel tot zijn recht? Biedt daar meer van aan.

  • Start met een eerste mini stap die absoluut haalbaar is voor het kind. Is de stap behaald dat is er een positieve stap in groei gezet, en gaat de volgende stap makkelijker.

Er is veel te vinden over de aanpak van onderpresteren. Er is ontzettend veel onderzoek naar gedaan en er zijn waardevolle boeken over geschreven. Zoals deze klassiekers: Bright Minds, Poor Grades van M. D. Whitley, of dichter bij huis ‘Onderpresteren op de basisschool’ van Saskia Bruyn. Recenter geschreven is er Slim onderpresteren aanpakken door Tania Gevaert, Ophélie Desmet.

De website van onderpresteren.nl raden we vaak aan, het geeft je een goede indruk van onderpresteren (onderfloreren) van een kind en is geschikt voor zowel de ouder, leerkracht als het kind zelf.

Een heel handig hulpmiddel is het overzicht van de profielen van Betts en Neihart. Vaak herkent een ouder, of leerkracht, een profiel waar het kind op dat moment in zit. De handelingsadviezen bij dat profiel kunnen vervolgens ingezet worden.

Algemene aanpak om onderfloreren te voorkomen:

  1. Luister goed naar wat het kind zegt
  2. Start bij waar de energie zit
  3. Ga zaken verwachten en bespreek als het niet lukt
  4. Laat de eerste stap zien en doe die samen
  5. Ga richting zelfcontrole
  6. Leer het kind de verantwoordelijkheid te nemen
  7. Onderzoek of het wel moeilijk genoeg is